Staat van het wegdek van de Losweg (Mariakerke)
Uit uw antwoord van 16 september 2014 verneem ik dat er reeds in 1985 een rooi- en onteigeningsplan werd opgemaakt. De private rechten worden dus belast in functie van de realisatie van het openbaar domein. Het aankoopcomité had destijds de opdracht gekregen de rooilijn te realiseren maar slechts 1 inneming van de 14 werd verworven.
Alle aangelanden zijn, naar men mij meedeelt, bereid de grond af te staan aan de stad. Dit brengt dus geen budgettaire kost met zich mee. Uiteraard dient de straat wel volwaardig aangelegd te worden maar de huidige onduidelijke toestand van de Losweg is niet verantwoord.
Een gedeelte van de druk bereden Losweg (onder meer ter hoogte van de nummers 42 en 40) is eveneens nog steeds in eigendom van aangelanden. Dit stukje wordt wel onderhouden door de stad. Ook deze toestand moet eindelijk eens geregulariseerd worden.
- Waarom wordt de onteigening van 1985 niet verder gezet?
- Welke inneming werd er verworven en wanneer is deze verwerving gebeurd en tegen welke voorwaarden?
- Wat is het verschil met de juridische toestand van de “inham” gegeven het feit dat de feitelijke toestand (doorgaand verkeer voor de inham voor fietsers en voetgangers) gelijkaardig is?
- Is hier na 30 jaar geen sprake van onbehoorlijk bestuur?
Sas van Rouveroij
Gemeenteraadslid
Antwoord:
Het rooi- en onteigeningsplan van 1985 omvatte de Losweg en Amandelboomlaan. Voor de Losweg werd een rooilijnbreedte van 12 meter en 10 meter bepaald. Bijzonderheden daarbij zijn dat het enkel om de “hoofdweg” gaat ( en niet de “inham” tussen de huisnummers 15 en 27) en dat die quasi over de volledige lengte samenvalt met de smallere buurtweg 15. Voor de Amandelboomlaan werd een rooilijnbreedte van 8 meter bepaald met lokaal een verbreding in de haakse bocht tot 14 meter. De reeds gerealiseerde verwerving nummer 14 is een verwerving in de Amandelboom net ter hoogte van die lokale verbreding en meer bepaald de zone tussen de 8 en 14 meter, dus buiten het “gewone” voorziene gabariet. Dat deze onteigening buiten de voorziene standaardafmeting van het gabariet doorgegaan en vergoed werd is een logisch gebeuren. De modaliteiten bij deze verwerving zijn bij de Dienst Wegen niet gekend (maar werd niet verworven via het aankoopcomité maar via de diensten zelf).
Voor de zones binnen het “gewone” voorziene gabariet en/of het reeds aanwezige of gerealiseerde gabariet is de situatie anders. (Doelbewust is hier de term gabariet gebruikt vermits een rooilijn dan wel eigendomsgrens niet altijd bestaat of eenduidig vastligt). In het verleden zijn vele straten, verkavelingen ontstaan zonder dat de overdracht van deze gronden en infrastructuur naar het openbaar geregeld werd. Op een gelijkaardige wijze hebben vele straten die samenvallen met een buurtwegtracé bredere gabarieten en een bredere weginfrastructuur dan de strikte buurtwegbreedtes. Dergelijke infrastuctuur is in de loop der jaren in vele gevallen mee in het beheer en onderhoud door de gemeente gekomen, zodat de dertigjarige verjaring hier zou kunnen gelden. Bovendien zijn in het geval van de Losweg reeds belangrijke delen van de hoofdweg kosteloos overgedragen. In die zin is het niet efficiënt noch prioritair om de resterende zaken te regulariseren, in het bijzonder omdat deze straten in beheer de facto zich niet onderscheiden van andere openbare infrastructuur.
Zoals gezegd komen dergelijke omstandigheden vrij veel voor en wordt in bepaalde gevallen pas achteraf een rooilijnenplan opgemaakt afgestemd op inmiddels ontstane feitelijke situatie (zoals ook hier gebeurde voor de Losweg en Amendelboomlaan).
De situatie zoals zonet weergegeven is evenwel niet van toepassing op het deel van de inham. Een private gemeenschappelijk ontsluiting (die van oorsprong erfdienstbaarheiden, rechten van doorgang kunnen geweest zijn) heeft om diverse redenen (individuele bebouwingen, de verbinding naar Heizen,…) aan belang gewonnen zonder dat daar telkens planmatig mee omgegaan is, laat staan degelijke infrastructuur gerealiseerd werd. Op het kadasterplan zijn deze gronden voor ontsluiting in de inham reeds ingetekend als afzonderlijke percelen in eigendom van de aanpalende eigenaar. Dit is dan ook het enige dat hier reeds vast staat. De doorgang naar Heizen daarentegen is (was) niet voorzien binnen het verkavelingsontwerp van Heizen en is vermoedelijk ontstaan door gebruik van de doorgang over de onbebouwde percelen en na de bebouwing aanvaard door de eigenaars en hierdoor bestendigd. U zal begrijpen dat gemeenschappelijk gebruik bezwaarlijk zondermeer een voldoende reden is om als openbaar aanzien te worden of om in het openbaar beheer op te nemen. En dit al zeker als het gaat over ingrijpende vernieuwingen en investeringen op deze private gronden. Op deze wijze zou de stad op heel wat plaatsen toegangen, opritten en andere te beheren hebben. Zelfs al is het gebruik mogelijk door derden (waartegen de eigenaars zich niet verzetten) en niet langer beperkt tot louter eigenaars en aangelanden. Dit blijft een private eigendom waar de eigenaars hun verantwoordelijkheid blijven in dragen. De stad treedt hier zoals gezegd maar op in het kader van veiligheid, kan de eigenaars aanmanen om acties te ondernemen en in principe prestaties vorderen indien zij in gebreke blijven.
Dat dit situaties zijn die jaren kunnen aanslepen, en dit in allesbehalve ideale omstandigheden zowel voor de stad als de gebruikers/eigenaars, is zonder meer duidelijk. De stad is dan ook bereid om mits de kosteloze overdracht van de grond als tegenprestatie de infrastructuur te voorzien. Dit is een eenvoudige en relatief snelle oplossing voor dergelijke situaties ( en in het verleden reeds veel toegepast bv. bij beluiken, bij de aanleg van de wijk Assels). Er is wel rekening mee te houden dat de procedure van overdracht, ontwerp, coördinatie met nutsmaatschappijen, aanbesteding, .. toch snel twee tot drie jaar in beslag nemen.
Als er momenteel bereidheid is om tot kosteloze grondoverdrachten in de inham over te gaan, is het nuttig deze engagementen verder te formaliseren en in overleg te gaan met de stedelijke diensten. Mogelijks bestaat dit engagement niet voor alle percelen (in het bijzonder dan de “uiterste” percelen), maar van zodra een samenhangend geheel beschikbaar is dat aansluit op de hoofdweg van de Losweg kan een eerste fase gestart worden.
Filip Watteeuw
Schepen van Mobiliteit en Openbare Werken